Nieuwe wegen, dat is het thema van deze nieuwsbrief. Dus heb ik de redactie beloofd iets te schrijven met dat thema. Nieuwe wegen. Maar wat? Er komen nieuwe wegen in het Schoterbos? Is dat iets?
Over het Schoterbos kan ik wel wat vertellen. Als voorzitter van de ABOS (Adviescomité Onderhoud en Beheer Schoterbos) vergader ik drie à vier keer per jaar over het park. Welke bomen gaan d’r uit, hoe lang maaien we het gras, let de aannemer wel op de vleermuizen en op de loopvogels van Artis-klas, waar komen de speeltoestellen en ga zo maar door. Ik weet, denk ik, van elk detail van het park wel iets.
Een veel gestelde vraag is ‘Hoe gaat het met jullie plannen?’ Jullie refereert dan altijd aan Brigitta. Hoe het met de plannen van ons nieuwe gebouw gaat? Da’s een lastige vraag. Onze architect heeft recentelijk een nieuwe bouwkostenberekening gemaakt. Dat was wel even schrikken. Een flink aantal tonnen meer. De kosten voor bouwen rijzen op dit moment de pan uit, dat raakt ook ons. Dat dwingt ons om te gaan kijken naar nieuwe wegen. Daar zijn wij als stuurgroep dan ook hard mee aan de slag. De noodzaak is ook opgepakt door de groep. Ook daar is die creatieve, die typische scoutingmentaliteit wakker geworden.
Op dit moment lopen er twee alternatieve routes naast de hoofdroute. Die nog steeds is: zelf het gebouw ontwikkelen, volgens plan. We zijn in gesprek met eventuele partners, om het gebouw misschien samen te ontwikkelen. En we onderzoeken of de bouw ook echt heel anders kan. Helemaal ‘out-of-box’. Wie weet komt er wel een mix van alle opties uit. Dat maakt de situatie op dit moment best spannend.
Ik weet overigens nog heel precies wanneer ik voor het eerst in het Schoterbos was. Dat was in september 1988. Ik werkte sinds mei ’88 als jonge docent op het Adelbert College in Wassenaar. Ik had na anderhalf jaar dienstplicht als sergeant de landmacht verlaten. Na 18 maanden tijgeren, marcheren, schieten en heel veel oefenen was ik weer ‘burger’ en kon ik vrijwel direct beginnen als docent. Ik liep op vrijdag de kazerne in Steenwijk uit en begon op dinsdag voor de klas. Van een peloton vol mannen uit Groningen, Friesland, Drenthe en de nodige Achterhoekers, ineens in een lokaal met pubers. Over nieuwe wegen gesproken.
Wij sliepen met onze tweedeklassers in de Stayokay en deden een nacht-en-geluidenspel in het park. Ik zat met mijn nog verse camouflagevaardigheden goed verstopt in de bosjes en keek in het donker naar de grote bomen. De lucht was donker, windstil er stond een flinke maan. Niet echt ideale omstandigheden om je goed te verstoppen, dat wist ik nog maar al te goed. Flinke regen, bewolking, beetje wind, dat zijn veel betere camouflageomstandigheden. Maar ik zat hier niet om de Russen op te vangen op de Noord-Duitse laagvlakte, ik was hier om die pubers eens goed de stuipen op het lijf te jagen. Zij, die pubers, kwamen gewapend met zaklantarens, zakken snoep en een hoop luidruchtige bombarie over het paadje aan mijn ‘schuttersput’ voorbij. Ik zei niets, deed niets en liet ze passeren, die schrik kwam later wel. Plotseling bekroop mij een heel bijzonder gevoel. Deze plek, dit donkere park, waarvan ik niet kon inschatten hoe groot het precies was (geen verkenning gedaan) zou iets bijzonders gaan betekenen in mijn leven. Ik was hier zeker niet voor het laatst.
Dat gevoel van toen klopte. Dat donkere park in september ’88 is heel veel voor mij gaan betekenen. En die betekenis gaat alleen nog maar toenemen. Want dat clubhuis dat komt er, hoe dan ook. Er leiden namelijk veel meer wegen naar Rome dan die ene.